Windroos (voor) zelfkruiing0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 1997 3e druk, sterk uitgebreid/1e druk: 1953 [644 blz. ISBN 90.74310.33.8]. Hierin "Windroos": blz.: 517

- Balk, J.Th., Kijk op molens. Deel in de serie 'Kijk op'. Amsterdam, Brussel (Elsevier), 1979. [144 blz. ISBN 90.10.02445.8]. Hierin: blz. 114 ("De korenmolen in het Drentse Nijeveen, de enige in den lande, die door een windroos op de wind wordt gekruid" - dit is de volledige tekst).

- Stokhuyzen, F., Molens. Bussum (Van Dishoeck), 1961 (voorwoord). [135 blz. ISBN -]. Hierin "Zelfkruiing": blz. 76-77.

- Tijman, Erik & Jan Schreirs & Dick Zweers, De standerdmolen. Bouw, geschiedenis, verschijningsvormen en bedieningswijze van Nederlands oudste windmolentype. Utrecht (Matrijs), 1994. [135 blz. ISBN 90.5345.060.2]. Hierin "Staart met loopwiel(en) en zelfkruiing": blz. 82-83.

- Perks, W.A.G., Zes eeuwen molens in Utrecht. Utrecht-Antwerpen, 1974. [293 blz. ISBN 90.274.8262.4]. Hierin "Het grote rad" (bij de Kaatstraat in Utrecht): blz. 237-246 (In 1812 werd de watermolen ook geschikt gemaakt voor het malen van graan. In 1824 kwam er een windmolen bij. "In 1834 ontving het gemeentebestuur een mededeling, dat er een nieuwe Engelse vinding op hun windkorenmolen was geplaatst. Dit betrof een zelfkruier". Met foto van een niet nader omschreven molen: "Voorbeeld van een molen met zelfzwichtende inrichting uitt het einde der 18e eeuw").